Getuigenis Tim D’Hooge
Het gebeurde negen jaar geleden, op 6 november 2000 om precies te zijn. Zoals gewoonlijk wilde ik op de fiets naar school gaan. Onderweg zou ik mijn vriend ontmoeten om samen verder te rijden. Toen ging de telefoon: mijn vriend stelde voor om maar de bus te nemen vanwege de regen. Nu moest ik mij haasten. Ik stopte gauw een boterham in mijn mond, slingerde mijn boekentas op mijn rug en rende al etend het huis uit. Ver moest ik niet gaan. Wij woonden dicht bij de Brugse vaart, een weg met vier rijvakken. De bushalte was aan de overkant. Pech: het voetgangerslicht stond op rood. Opeens zag ik de bus komen. Ik wilde hem niet missen. Voordat ik besefte wat ik deed liep ik al zwaaiend de weg op om de aandacht te trekken van de buschauffeur. Wat er toen gebeurde weet ik niet meer. Een meisje die het zag gebeuren vertelde mij later dat ik midden op de weg geschept ben door een auto. Onmiddellijk raakte ik in een diepe coma. Ik had een dubbele beenbreuk en een zwaar hersentrauma. Een slagader in mijn been was opengereten. Meer dood dan levend lag ik op het wegdek.
Ik was zestien jaar toen dit gebeurde. Op school ging het niet zo goed. Je wilt niet weten wat ik allemaal uitstak. Wij stoken banken en gordijnen in brand, en eenmaal sloot ik een leraar op. Ook op het schoolplein maakten wij wel eens een vuurtje om met deodorantbussen steekvlammen te fabriceren. Eigenlijk was ik heel rebels. Dat lag echt niet aan mijn ouders. Integendeel. Mijn vader en mijn moeder waren beiden overtuigd christen. Natuurlijk namen ze mij en mijn beide broers mee naar de kerk. Op een PJV kinderkamp heb ikzelf bewust een beslissing genomen om ook christen te worden. Als tiener kreeg ik nogal veel contact met mijn buurjongen. Die was gek van hardcore en ook van metal. Uren zaten wij te luisteren. Langzamerhand raakte ik helemaal in de ban van die zwaargeestige, goticachtige metal. Het werd eigenlijk mijn afgod en ik voelde hoe mijn vertrouwen in God helemaal aan het verdwijnen was. Eigenlijk leefde ik twee levens. Naar mijn ouders toe en op zondag in de kerk was ik het heilig boontje. Maar daar buiten was ik een heel andere Tim. Soms bad ik nog wel, maar ik wilde niet luisteren naar God omdat ik wist dat Hij mij zou wijzen op heel veel dingen die niet goed waren. Eigenlijk was ik teleurgesteld in God, want in een opwelling had ik Hem gevraagd om mij te helpen zodat ik kon breken met die verkeerde muziek, maar het lukte mij niet. (Achteraf weet ik wel waarom, ik probeerde het namelijk helemaal op mezelf en dat ging niet.) Eigenlijk besefte ik wel dat ik niet goed bezig was. Dat ik zo plotseling de weg overstak kwam ook omdat ik al twee keer te laat op school gekomen was en bij een derde keer zou ik strafstudie krijgen. Ik was bang dat op die manier zou uitkomen dat ik een dubbel leven leidde.
De ambulance heeft mij naar het ziekenhuis gebracht, waar men mij onmiddellijk begon te opereren. Er werd een spil in mijn been gestoken en op twee plaatsen werd in mijn hoofd geboord om vocht en bloed te laten wegvloeien. Er werd besloten om mij in een kunstmatige coma te houden. Mijn ouders werden door de politie op de hoogte gebracht. Mijn moeder kwam als eerste. Er werd haar vlakaf gezegd dat ze zich moest voorbereiden op het ergste: dat ik het niet zou overleven. Iedereen van de kerk werd op de hoogte gebracht. Mensen begonnen te bidden. De jeugdleider en de voorganger van onze kerk stuurden al hun contacten een e-mail met het verzoek om voor mij te bidden. Veel mensen wisten zodoende van mijn levensbedreigende situatie. Tot in Amerika toe werd er voor mij gebeden. Er begonnen e-mails terug te komen die ons doorgestuurd werden. Verschillende mensen, los van elkaar, zeiden dat ze de indruk hadden dat God een wonder zou doen. Onze voorganger, Paul Van Kesteren, kwam met een tekst uit Ps.91:14-17 waar God zegt: Ik zal in de benauwdheid bij hem zijn, Ik zal hem redden en tot ere brengen….. Zoek het maar eens op. Mijn ouders hebben deze tekst steeds over mijn leven uitgesproken als ze mij kwamen bezoeken. Dit hebben ze wekenlang gedaan. Ze waren heel erg bemoedigd door de reacties van de mensen. Daardoor werden ze versterkt in hun geloof dat God mij erdoor zou halen. Het gaf hen vrede midden in de storm. Ze zorgden ervoor dat er christelijke muziek op mijn kamer afgespeeld werd in plaats van MTV (,de televisiepost waar de verplegers het altijd op stelden).
Drie dagen na de operatie kwam ik in een ernstige crisis terecht. Ik bleef veel bloed verliezen en had hoge koorts. De oorzaak was niet te vinden. Men dacht eerst aan een niercrisis omdat deze slecht werkten. Toen zag men dat de open slagader in mijn been de oorzaak was. Er was sprake van een beenamputatie. Gelukkig is dat niet doorgegaan. En mensen bleven doorgaan met bidden. Natuurlijk heb ik dit allemaal achteraf gehoord. Uiteindelijk heb ik vijf weken in een diepe coma gelegen. Ik bleef koorts houden door een infectie in de hersenen en werd kunstmatig beademd. Uiteindelijk werd mijn toestand gestabiliseerd en kwam ik in een subcoma terecht. In deze laatste positie lig je te staren en verder kan je niets doen. Je moet gevoed worden en je draagt een pamper. Toen mijn ouders en broers weer eens op bezoek waren, begon mijn vader grapjes uit te halen met de rolstoel die op mijn kamer stond. Plotseling begon ik te lachen. Zo ben ik uit de coma geraakt. Heel langzaam begon mijn toestand te verbeteren. Maar ik was een soort kasplantje. Ik had ook het typische uiterlijk van zo iemand: uitgemergeld, bleek en door de kneuzing van de hersenstam was ik geestelijk afwezig. De foto’s uit die tijd zijn niet om aan te zien. De dokters zeiden dat ik de rest van mijn leven in een rolstoel zou moeten doorbrengen. Maar mijn ouders bleven vasthouden aan de beloften van God.
Ondanks een lange wachtlijst kwam ik toch terecht op een afdeling van het UZ (het revalidatiecentrum,) de K7. Dat was op zich al een wonder waar mijn ouders ook voor gebeden hadden. Dat was niet ver weg. Hier begon men aan een lang revalidatieproces. Alles moest ik opnieuw leren. Op een dag zag ik een bekend gezicht op mijn afdeling: het was Désiré Naesens, journalist van de VRT. Hij wilde een reportage maken voor Koppen over verkeersslachtoffers. Ze vonden mij een prima voorbeeld om te dienen als waarschuwing voor jonge mensen. Zo van: zo kan het met je aflopen als je je roekeloos gedraagt in het verkeer. Maar dankzij een wonder van God is het niet zo met mij afgelopen. Het is een heel proces geweest, maar ik leef nog en meer ik ben weer helemaal gezond! De spil zit nog altijd in mijn been, maar op 5 Oktober 2009 heb ik de halve marathon van Brussel meegelopen. En ook geestelijk gaat het goed. Door de kneuzing van de hersenstam had mijn leven er totaal anders uit kunnen zien. God heeft gebeden verhoord en ik ben springlevend en supergezond! Ik heb ondertussen ook mijn studie in de godsdienstwetenschappen aan de universiteit te Leuven afgerond en geef nu reeds twee jaar les in Aalst als leerkracht Protestants-Evangelisch Godsdienstonderwijs. Dit op twee middelbare en één lagere school.
Al tijdens mijn revalidatie proces besefte ik: God heeft mij een tweede kans gegeven. Ik sprak erover met mijn vader en heb mij in mei 2001 laten dopen. Daarom wilde ik graag mijn getuigenis opschrijven: opdat iedereen zou weten dat God een God van wonderen is. Hij heeft mij genezen en Hij wil ook jou helpen. Misschien leid je, net als ik vroeger, een dubbel leven. Ik heb gemerkt dat je daardoor in de problemen komt. Geef je helemaal over aan God. Je zult er nooit spijt van krijgen!!!